Als je eens heerlijk op de bank zit met je handgemaakte mokje vol met stomende thee, bedenk dan eens: hoe is deze beker eigelijk ontstaan? Dit gewone ding dat elke dag de vaatwasser in gaat en weer schoon gevuld kan worden met je favoriete drank. Welke weg heeft het afgelegd voor het zo lekker precies in je handen past.
Het was een lange weg, een hele lange als je begint helemaal bij het begin. Bij rotsen die door gletsjers worden afgesleten, en met stenen die door rivieren worden geslepen en gesleten, door schurend zand en water, dat veranderd in slip en klei. En dan begraven onder een dikke laag grond. De mens graaft het op, maakt het schoon en verpakt het in broodjes. Klaar voor de pottenbakker om er mee aan de slag te gaan.
Dan begint het; klei walken, klei centreren, klei draaien, klei te dun, klei te dik, geen bodem, een wokkel, luchtbellen.
Daarna drogen, niet te snel, niet te langzaam.
Bij het afdraaien schiet je uit de bocht. Per ongeluk toch door de bodem gedraaid. Wel een handvat, toch maar niet.
Daarna drogen, niet te langzaam, niet te snel.
Is het droog genoeg? Zijn er scheuren? Is het kromgetrokken? Zijn de naden los?Nog even wachten, toch maar niet.
Eindelijk tijd voor de oven. Is het goed gebakken? Zijn er scheuren? Is het bol? Is het hol? Is er iets ontploft? Is er iets prachtig precies doormidden gebroken?
Alles goed? Glazuren maar.